De Cisterciënzers in Gastel van 1275 tot 1978

Het begin: De heilige Bernardus, stichter van de abdij van Clairvaux

 

Eind elfde eeuw ontstond er een nieuwe beweging die zich de orde der Cisterciënzers is gaan noemen. De abdij in Bornem dankt haar naam aan de Cisterciënzer monnik Bernardus van Clairvaux. Hij is geboren in 1090 in Dijon, Frankrijk. In 1112  meldde hij zich aan bij het strenge  klooster van Cîteaux (gesticht in 1098) en op 25-jarige leeftijd stichtte hij een abdij te Clairvaux (gesticht in 1115), waarnaar hij dus werd vernoemd. Tijdens de 38 jaar dat hij abt was van dit klooster, reisde hij heel Europa door om de nieuwe orde te promoten. Zijn charisma bracht velen ertoe tot deze orde toe te treden. Hij heeft aan de explosieve groei van de orde een belangrijke bijdrage geleverd. Zo stichtte Bernardus, kort voor zijn dood nog, ten zuiden van Brussel het klooster ‘Villers’. De heilige Bernardus werd de grote klooster-stichter- en hervormer van de 12-de eeuw. Op het eind van zijn leven – hij stierf in 1153 – was vooral door zijn inzet, het aantal abdijen van de orde in Europa opgelopen tot meer dan 350. In het huidige België werd het eerste Cisterciënzerklooster gesticht in 1132 in ‘Orval’ en in het huidige Nederland was dat in 1165 het klooster ‘Klaarkamp’ in Friesland.

De schenkingen van gronden door de hertogen waren hierbij van doorslaggevende betekenis. Door nog meer schenkingen van onder meer de hertog van Brabant en vanwege een gunstiger ligging koos de toenmalige abt of prior Hendrik van Melsbroek in 1246 voor definitieve vestiging van een nieuwe abdij in het dorp Hemiksem aan de Schelde. Dit nieuwe klooster werd naar de inmiddels heiligverklaarde abt vernoemd: de Bernardusabdij.

Arnold van Leuven, heer van Breda, schonk in 1275 de parochie van ‘Gestele’ aan de abdij en een jaar later in 1276 ook het patronaatsrecht, met instemming van pastoor Marsilius. De toenmalige parochie Gastel (Gestele) bestond uit Gastel, Hoeven en Oudenbosch (Baarlebosch). Ook in Wouw waren de Cisterciënzers werkzaam.

Op 04-mei-1277 stemde ook de bisschop van Luijk in met deze overdracht, waarmee een scheiding tussen regulier (kerkelijk) en seculier (wereldlijk) bestuur tot stand kwam.

Dat die scheiding de nodige strubbelingen mee zou brengen in de dorps- en parochie-geschiedenis zal men toentertijd niet vermoed hebben! Het gaf ook de nodige conflicten tussen bisschoppen en abten over de benoemingen van pastoors en kapelaans en over de eigendommen van de abdij en van het bisdom. Tientallen processen werden erover gevoerd, wat de nodige gelden kostten aan beide partijen. Een monnik van de abdij,  Judocus Bal geheten, schreef in 1666 in zijn landboek over de nodige perikelen met het Markiezaat van Bergen op Zoom en de Baronie van Breda over de abdijgoederen. (Eigenlijk is het nooit helemaal meer goed gekomen!)

Het is duidelijk dat dergelijke schenkingen aan abdijen niet zonder eigenbelang gebeurden. De heer van Breda kon de jonge levenskrachtige abdij goed gebruiken om het nieuwe land van Gastel te ontginnen. De Cisterciënzers hadden al veel ervaring met  grote inpolderingen in Zeeland. De betekenis van de orde lag vaak daarin dat zij niet alleen technisch maar ook financieel tot bedijking en ontginning in staat waren. Door hun groots opgezette en volgens een rationeel systeem ingerichte landbouw-exploitaties konden ze steeds beschikken over de kapitalen die nodig waren voor de uitbreiding van hun landbouwgebied door bedijking of anderszins. Hierbij staken ze niet alleen de leken-grondbezitters maar ook de oudere abdijen de loef af. De monniken konden hun directe exploitatie met de lekenbroeders als goedkope en uiterst betrouwbare arbeidskrachten gemakkelijk aan de omstandigheden aanpassen. De orde kent met andere woorden een speciaal systeem van grangiae (ook wel uithoven: grote kloosterboerderijen of abdijhoeves) waar lekenbroeders op te werk gesteld worden.

 

Het patronaatsrecht

 

Een belangrijk onderdeel van het patronaatsrecht was het recht om de pastoors voor te dragen. En wanneer de patroon een kerkelijke instelling was, dan zorgde deze er meestal voor om een lid van zijn eigen instelling voor te dragen. Aldus kwamen veel kloosterlingen in de zielzorg terecht. De eerste pastoors van Gastel, over wie trouwens  weinig bekend is, werden dus door de abt aan de bisschop van Luijk voorgedragen uit de seculiere geestelijkheid. Nadat de abdij in het bezit was gekomen van het patronaatsrecht, werd alles in het werk gesteld om deze parochies ook te incorporeren (versmelten, opgaan van de ene in de ander). Deze pogingen duurden verscheidene jaren en kostte de abdij veel moeite en geld. Deze juridische verhouding kwam vooral in de dertiende eeuw sterk op. Een groot bezwaar was dat op deze manier de parochies konden worden onttrokken aan de bisschoppelijke jurisdictie wat aanleiding gaf tot talrijke conflicten tussen bisschoppen en abten die beide hun rechten opeisten. Ook de pastoors die de parochies bedienden waren niet erg toeschietelijk omdat zij inzagen dat hun inkomsten grotendeels in de abdijkas zouden verdwijnen.

De incorporatie van de parochies van Gastel, Wouw en Loenhout zijn in 1380 vastgelegd, voor 10 jaar aldus de schrijver van het landboek der abdij, in 1396 en 1397 bevestigd door Rome, om vervolgens in 1418 door de deken van Antwerpen en Lier, Martinus V, opnieuw te laten doorvoeren. Van een ongestoord bezit schijnt in ieder geval geen sprake te zijn geweest.

St. Elisabethvloed 1421
St. Elisabethvloed 1421

In 1421 had de grote St. Elisabethvloed plaats waardoor de Biesbosch en 72 dorpen onder de vloed van de zee zijn geraakt en Gastel voor het grootste gedeelte gedreven heeft!

In 1458 droeg de abt van St. Michaël te Antwerpen op om ervoor te zorgen dat de band tussen abdij en parochies wordt vernieuwd en dat de abt zijn eigen seculiere priesters tot bediening van de parochies zou aanstellen. Het land groeide weer aan en werd hoger, waardoor het op vele plaatsen niet alleen ten noorden van Gastel maar ook in Standdaarbuiten, Fijnaart e.a. gedurende vele jaren met zomervruchten bezaaid en begraasd kon worden. Daarvan werden de tienden en lammeren door ons genoten, aldus pater Judocus Bal. Ook komen de inwoners in Gastel naar de kerk, waar zij hun sacramenten ontvangen.

Toen de markiezen van Bergen op Zoom dit zagen hebben zij in Rome bij de paus, in Luik bij de Bisschop en in Brussel bij de Keizer te kennen gegeven dat zij en hun voorouders al meer dan honderd jaar het recht van de eigendom hadden van de aanslibbingen en aanwassen in het land van Bergen. Zij claimden daarom het patronaatsrecht van de nieuwe aanwassen. Door deze en andere onware en oneerlijke middelen en motieven hebben zij van keizer Karel V octrooi verkregen om opnieuw Gastel te bedijken, zoals in 1550/51 geschiedde.

Dit alles wakkerde de heftige tegenstellingen tussen de abdij en markiezen verder aan. Jaren van conflict en rechtszaken volgden. En feitelijk is er altijd een zekere vorm van onenigheid gebleven.

 

De tijd van de Hervorming in de abdij en in Oud Gastel

 

In het begin van de 16de eeuw brak de tijd van de hervorming aan. De ‘Nieuwe Leer’ werd vooral door Luther en Calvijn gepredikt. Het was het begin van het Protestantisme in de wereld. Ook in ons land, de Nederlanden, die verenigd waren in zeventien provincies, brak er een strijd uit om de ware leer. Omdat de koning van Spanje onze ‘katholieke’ koning was, werd ons land toen ook wel de Spaanse Nederlanden genoemd. Er was bij ons niet alleen sprake van een godsdienststrijd, maar voor de protestanten ook een strijd voor onafhankelijkheid. Deze oorlog heeft 80 jaar geduurd: van 1568 tot 1648. Na de vrede van Munster ontstond er een katholiek Nederland, dat later België werd en een protestants Nederland, de Staatse Republiek van de 7 Verenigde Provincies. Niettegenstaande dat Brabant en Limburg – de zo genoemde Generaliteitslanden – grotendeels katholiek bleven, kregen zij echter wel een protestantse overheersing en bestuur. Het was een woelige tijd, waar de abdij van Hemiksem en de parochies en dorpen in Brabant de gevolgen van zouden ondervinden.

In 1559 had de paus van Rome in samenspraak met Koning Philips de Tweede  en Alva, nieuwe bisdommen opgericht in deze gebieden en de abdij werd onder het beheer van het nieuwe bisdom Antwerpen gesteld. Het betekende, dat de bisschop, Franciscus Sonnius – ondanks het protest van de monniken – tevens abt van de abdij werd. Men dacht hiermee de hervorming te kunnen tegenhouden, maar dat  mislukte.

De monniken kozen in 1564 Thomas Thieldt, de vroegere pastoor van Oudenbosch, tot hun nieuwe abt.

Vernieling van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal te Antwerpen op 20 augustus 1566. (gravure gemaakt door Frans Hogenberg)
Vernieling van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal te Antwerpen op 20 augustus 1566. (gravure gemaakt door Frans Hogenberg)

Hij moest toezien hoe in 1566 bij de ‘Beeldenstorm’ de abdij werd geplunderd en gedeeltelijk vernield. Hij werd zelfs verdacht van medeplichtigheid, toen hij in 1567 heimelijk vluchtte, uittrad uit de abdij en op de hervormde leer overstapte. De perikelen namen toe en de monniken verhuisden tijdelijk naar het stadje Coolhem.

Ook in onze West-Brabantse dorpen was het tijdens de Hervorming een woelige tijd, waar vrede en oorlog soms maar van korte duur waren. De Spaanse en Staatse troepen vochten om elke dorp of stad en de bevolking betaalde het gelag. We weten zelfs niet of de parochiegeestelijkheid er wel altijd was. Rond 1566 wordt als pastoor genoemd Johannes Lelius, kloosterling van de abdij. In 1568 was de bevolking van zowel Oud als Nieuw Gastel bijna in zijn geheel gevlucht. Om bespotting en vervolging te ontlopen ging pastoor Lelius maar naar Zevenbergen, met het motief dat zijn parochianen ook gevlucht waren! Daar kreeg hij vanuit Oud Gastel veel kritiek op. Men verbood de pachters geld aan de pastoor af te dragen om zo zijn terugkeer af te dwingen. Vrouwe Margaretha van der Marck van het Markizaat van Bergen op Zoom trok eveneens de handen van hem af en zette hem af. Hij stierf in 1602 in de abdij van Hemiksem.

Door de steeds slechter wordende situatie voor de katholieke parochies in West Brabant, greep de bisschop van Antwerpen in en benoemde in 1606 een eigen priester:

 

Lees meer in: Pastoor Arnoldus Hesselt  of Hesselius 1606 – 1655

 

 

Restanten van de abdijkerk in Hemiksem
Restanten van de abdijkerk in Hemiksem

In 1672 echter werd de abdij wederom door een ramp getroffen. De Fransen vielen de Nederlanden binnen, door een brand werden kerk en klooster grotendeels verwoest. 

 

De katholieke gemeenschap in Oud Gastel en omstreken, had het zwaar. Liturgische diensten werden ‘ondergronds’ gehouden in achterkamertjes totdat er meer acceptatie kwam van de Hervormden. In 1680 werd er zelfs een schuurkerk aan de Meir in gebruik genomen voor de dienst en ook was er weer een pastorie beschikbaar. In 1764 werd er een nieuwe ‘Schuurkerk’ gebouwd, iets verderop richting de dorpskern.

De St. Laurentiuskerk was in gebruik van de Hervormde gemeenschap, deze was echter zeer beperkt en konden de kosten voor het onderhoud niet dragen, dat bleef de verantwoordelijkheid van de abdij. Dit leidde tot een sterk achterstallig onderhoud in de loop der jaren omdat de katholieken niet zonder slag of stoot voor de kosten op wilde draaien voor kerken die zij niet zelf mochten gebruiken.

 

Een tekening met de situatie uit 1739 van de Sint Laurentius kerk
Een tekening met de situatie uit 1739 van de Sint Laurentius kerk

 

Hoe het verder met de abdij van Hemiksem is afgelopen

 

Inmiddels waren de Zuidelijke Nederlanden (België) eind 17de eeuw onder Oostenrijks bestuur gekomen. Eind 18de eeuw brak in Frankrijk de Revolutie uit (1779). Dit voorspelde niet veel goeds voor de kloosterorden. In 1790 waren die in Frankrijk per decreet opgeheven. En in 1794 en 1795 werd die wet ook in België en Nederland ingevoerd. In december 1796 werden de weinige achtergebleven kloosterlingen uit de abdij Sint Bernards aan de Schelde letterlijk verjaagd. De meesten hadden reeds in 1794, bij de eerste inval der Fransen de vlucht genomen naar de Nederlandse parochies, met medeneming van de kostbaarste kerkelijke bezittingen zoals: gouden kelken, kandelaars,  monstransen en kerkelijke gewaden.

Ook de kostbare koorbanken en houten beelden uit de abdijen werden per schip vervoerd naar Nederland en zijn enige tijd in een schuur bij de kerk in Oud Gastel opgeslagen geweest.  

Later zijn ze naar de kerk van Wouw gebracht, waar ze jammerlijk bij het bombardement in 1944 verloren zijn gegaan.

De foto’s ervan – in 1907 gemaakt door fotograaf  Hoog, G. de – samen met een dertigtal beelden en andere losse delen zijn gelukkig bewaard gebleven en hebben nu een ereplaats in het koor van de kerk van Wouw

 

 

De Cisterciënzer monniken in onze parochie van 1795 tot 1968

 

Na de definitieve inval in 1795 van de Franse troepen in Nederland, kwamen er grote veranderingen in het bestuur van het land en van de gemeenten. Dit had ook grote gevolgen voor onze inwoners. De Franse spreuk was: “Vrijheid, gelijkheid en broeder-schap” voor alle mensen. Tevens kwam er een scheiding van kerk en staat.

In januari van het jaar 1797 kwam definitieve opheffing van de abdij van Hemiksem. Al haar bezittingen werden aangeslagen ten behoeve van de staat, ook haar eigendommen op het grondgebied van de Bataafse Republiek (Nederland). Enkele opgerichte Staats-commissies beheerden al deze goederen en legden jaarlijks rekening en verantwoording af. De Bataafse Republiek werd eigenaar en Frankrijk werd met een bedrag van 6 miljoen gulden schadeloos gesteld. Onder Napoleon werd alles weer teruggedraaid en gingen ook de belastingen naar Frankrijk toe.

De tijd van de hervormde staatskerk was voorbij. De katholieken haalden opgelucht adem. De hervormden zagen, dat aan hun overheersing en macht een einde kwam en waren meestal spoedig naar het Noorden vertrokken. De inwoners kozen hun eigen bestuurders en ook hun eigen burgemeester in de persoon van Thomas Franciscus de Bie. De rechten van de Katholieken werden hersteld en de St. Laurentiuskerk en alle andere eigendommen kwamen, echter pas na veel moeite, in 1799 weer terug in handen van de katholieke parochie. Het onderhoud van de parochiekerk was schromelijk verwaarloosd. Pas in 1802 kon er voor de eerste keer weer een katholieke kerkdienst worden gehouden. Kapelaan Van de Wouwer celebreerde deze H. Mis, omdat pastoor Joannes Lippens, benoemd in 1797, ziek was.

Nadat Napoleon in 1813 in Waterloo werd verslagen werden tijdens het Congres van  Wenen Nederland en België in 1815 samen gevoegd en kwamen onder Koning Willem I  al die domeinbezittingen weer terug naar Nederland. Maar de abdij van Hemiksem was, ondanks vele protesten, alles kwijt!

Dominicus Boeyen, pastoor van Wouw, was intussen door de overgebleven monniken tot superior of overste gekozen. Pastoor Lippens nam in 1815 ontslag vanwege zijn benoeming tot hoofd(prior) van de abdij. Zijn opvolger werd Bernardus de Lausnay, die al in februari 1818 overleed. Zijn opvolger werd Leonardus Coenen uit Zoutleeuw, die de laatste Gastelse pastoor was, die  geboortig was uit België. Hij overleed in 1836. Cornelis Gommaris van Hal, geboren in 1806 in Roosendaal, volgde hem op. Hij overleed in 1866.

Na de afscheiding van België in 1830  kregen de monniken van de abdij hun oude rechten weer terug; er was weer vrijheid om kloosterorden op te richten. Er kwamen zes Cisterciënzers met goedkeuring van de paus van Rome om een nieuwe start te maken.

Sint-Bernardusabdij in Bornem
Sint-Bernardusabdij in Bornem

Maar van de oude abdij was weinig over. In 1798 was de oude abdijkerk afgebroken en het resterende gedeelte van de abdij was ingericht als gevangenis. Daar zaten 1400 boeven in! De monniken zagen af van hun oude rechten en gingen elders onderdak zoeken.

Ze vonden die in Bornem in een oud klooster, dat voorheen gebruikt was door Engelse monniken van de orde der Dominicanen. Dit klooster werd na enige tijd aangekocht en hersteld. Er werd een nieuwe kerk aan gebouwd en zo hadden de Cisterciënzers weer een abdij, maar nu in Bornem.

Als nieuwe abt of prelaat werd in 1856 Robertus van Ommeren gekozen, Hij was in 1833 kapelaan in Oud Gastel en afkomstig uit Roosendaal. Hij was sedert 1835 reeds superior.

Gerardus Franciscus (Amadeus) de Bie
Gerardus Franciscus (Amadeus) de Bie

Na hem kwam in 1895 Gerardus Franciscus de Bie, geboren te Wouw. Hij werd in Rome generaal abt der Cisterciënzers en stierf in 1922.

In 1901 werd Thomas Schoen abt of prelaat van Bornem. Hij werd in 1935 opgevolgd door Godefridus Indeweij, geboren in 1882 in Oud Gastel. Hij overleed in 1940 in Gent. Van 1941 tot 1955 was Eugidius Dirkx abt. Hij werd opgevolgd door Robertus Peeters, geboren in Zoutleeuw (België), voorheen kapelaan in Oud Gastel.

Hij trad af in 1965 en werd rector in Spa. Vanwege het geringe aantal monniken werd er geen officiële abt meer aangesteld.

De banden van de abdij van Bornem met de parochies van Hoeven, Oudenbosch en Oud Gastel werden na bijna 700 jaar in 1968 verbroken, toen deze parochies officieel werden overgedragen aan het Bisdom Breda.

 

 

Geschil tussen de abt van Bornem en de bisschop van Breda over de benoeming van de nieuwe pastoor in Gastel

 

Monnik in kloostergang van de St. Bernardusabdij te Bornem
Monnik in kloostergang van de St. Bernardusabdij te Bornem

Na het overlijden van pastoor Van Hal, had de abt van Bornem kapelaan Petrus van Aalst, geboren te Dinteloord, als zijn opvolger op het oog. Echter, bisschop Van Hooijdonk van Breda, benoemde vrij snel een priester van het bisdom, kapelaan Jacobus Uitdewilligen, geboren te Roosendaal tot pastoor. De bisschop zei, dat alle parochies in dit gebied tot zijn bisdom behoorden, dus ook die, waar de Cisterciënzers de scepter zwaaiden. Dit was echter niet volgens de gemaakte afspraken in Rome en met Bornem. Bornem bezat al eeuwen het benoemingsrecht van de geestelijkheid in Gastel, Oudenbosch, Hoeven en Wouw.

De strijd brak los, vooral toen de bisschop de abt schreef dat de  voorgestelde kandidaat niet de goede bekwaamheid bezat voor pastoor! De parochianen van Gastel bleven ook niet stil en in 1867 namen enkele parochianen het initiatief een brief op poten te zetten en te sturen naar de Prefect van de Congregatie van de Propaganda Fide in Rome om te protesteren tegen de gang van zaken.

 

De brief eindigde met drie duidelijke verzoeken:

1. Een einde te stellen aan de gedurige twisten tussen de verschillende abdijen en het bisdom, die tot schande strekken van onze H. Godsdienst en onze andersdenkende landgenoten stof tot kwaadspreken en spotternij opleveren.

2. De ons opgedrongen Pastoor ten spoedigste terug te roepen en aan de abdij van Bornem het recht te laten wedervaren dat het gedurende zoveel eeuwen onafgebroken en zonder stoornis heeft bezeten en

3. Aan de voornoemde abdij van Bornem op te dragen ten spoedigste een harer priesters als pastoor onzer gemeente af te zenden, die wij allen met open armen zullen ontvangen, ’t welk doende enz.

 

Gastel, januari 1867. w.g.  J.J. van Sprangh, P. Mastboom, Laurens Vrolijk, H.P. Mastboom en nog ruim vijftig andere namen van inwoners van Gastel.

 

De abt van Bornem had goede ingangen in Rome en was te weten gekomen, dat bisschop Van Hooijdonk reeds op 21 januari een brief uit Rome had ontvangen met het verzoek de heer Uitdewilligen terug te trekken en kapelaan Van Aalst als pastoor te benoemen. De bisschop deed echter niets en op 7 mei werd er nogmaals een brief uit Rome naar Breda gezonden. Er begon in Gastel een vrij onbehaaglijk situatie te heersen, want het bleef maar duren… zelfs paus Pius IX moest er zich mee gaan bemoeien.

Pastoor Rumoldus van Aalst
Pastoor Rumoldus van Aalst

Pastoor Uitdewilligen vertrok uiteindelijk en kapelaan Van Aalst werd toch Gastels nieuwe pastoor. Bisschop Van Hooijdonk had het in Rome zo verbruid, dat hij in 1867 van het bestuur van het bisdom Breda werd ontheven. Zijn opvolger, bisschop Van Genk sloot in 1872 een nieuw akkoord met de abdij. Wouw en Hoeven kwamen onder het bisdom en Oudenbosch en Gastel bleven onder de abt van Bornem.

 

Het einde van de Cisterciënzers in Gastel nadert

 

Pastoor Petrus van Aalst overleed in 1883 en zijn broer Rumoldus van Aalst volgde hem op. Onder zijn pastoraat startte de afbraak van de kerk en werden de plannen gemaakt om een nieuwe kerk te bouwen.

Pastoor Johannes Damen
Pastoor Johannes Damen

Hij nam ontslag in 1902 en werd opgevolgd door de echte bouwpastoor Johannes Godefridus Damen. Pastoor Damen liet in 1906/7 de nieuwe St. Laurentiuskerk bouwen en daarna ook een nieuwe pastorie aan de Veerkensweg,

vervolgens ook een nieuwe R.K. meisjesschool, St. Bernardus met het zusterklooster aan de Kerkstraat en een R.K. jongensschool, St. Joannes met het broederklooster en het patronaat aan de Veerkensweg.

De tijd van het Rijke Roomse leven bloeide hevig met allerlei R.K. organisaties en verenigingen met hun eigen sociale en culturele activiteiten en hun geestelijke adviseur. Pastoor Damen overleed in 1935 en werd opgevolgd door pastoor Mouwen. Hij was de man van de vak-en standsorganisaties voor burgers, boeren en arbeiders. 

De parochiegeestelijken van de Sint Laurentiusparochie voor de deur van de meisjesschool. V.l.n.r. kapelaan W. van Dam, kapelaan R. Peeters, pastoor L. Janssen en kapelaan G. Kloeg
De parochiegeestelijken van de Sint Laurentiusparochie voor de deur van de meisjesschool. V.l.n.r. kapelaan W. van Dam, kapelaan R. Peeters, pastoor L. Janssen en kapelaan G. Kloeg

Hij werd na zijn overlijden in 1942 opgevolgd door pastoor Theodorus Gerardus Jansen, die na de oorlog 1940-1945 aan de wederopbouw moest beginnen. Pastoor Henricus van den Elzen, die van 1911 tot 1941 kapelaan was geweest in Gastel, volgde hem op in 1951. Na diens dood in 1959, kwam Wilhelmus Petrus Janssens, die wegens een zedendelict in 1964 werd veroordeeld en ontslagen.

Pastoor Wilhelmus (Malachias) van Dam
Pastoor Wilhelmus (Malachias) van Dam

 

 

De laatste Cisterciënzer  pastoor in Gastel was Wilhelmus van Dam, die in 1978 terugtrad. Na woonachtig te zijn geweest in het bejaarden-centrum Molenweide te Etten-Leur, stierf hij op 5 juni 1997 op  82-jarige leeftijd. 

 



 

 

 

Ruim 700 jaar hebben de monniken van de Cisterciënzer abdij hier verbleven en hun werk kunnen uitvoeren. Zoals bekend, was er al in 1968 een overeenkomst gesloten, waarbij de abdij van Bornem de parochie overdroeg aan het bisdom Breda. Daarmee kwam er een einde aan eeuwen van strijd om oude- en novale tienden, het recht van benoemen van pastoors en kapelaans kortom om de macht. Op het R.K. kerkhof van Gastel zijn nog enkele grafzerken van de laatste pastoors te vinden.

 

Lees verder in:  De oude ‘Spaanse’ kerk

 

terug naar het begin van de pagina

 

Bronverantwoording